Een ontwikkelingsvoorsprong: tips voor school
Misschien zit je met de vraag of je kind een ontwikkelingsvoorsprong heeft, of wellicht heb je het vermoeden dat je kind hoogbegaafd is. In dit artikel lees je waar je op kunt letten als het gaat om de school of peutergroep.
Het is belangrijk om je vermoedens te bespreken met de leerkracht of pedagogisch medewerker van je kind. Het kan voelen als opscheppen om te melden dat je denkt aan een ontwikkelingsvoorsprong. Je wilt niet worden gezien als de pusherige ouder: ‘O, daar heb je er weer zo’n ouder die denkt dat haar kind hoogbegaafd is.’
Toch is het belangrijk om uit te leggen waarom je aan een ontwikkelingsvoorsprong denkt! De peuter- of kleutergroep is namelijk van grote invloed op het welbevinden en de ontwikkeling van je kind: immers, een (groot) deel van de week brengt je kind in de groep door.De aanwezigheid - of afwezigheid - van ontwikkelingsgelijken en een uitdagend aanbod kan voor een hoogbegaafde kleuter een enorm verschil maken. Het ‘gezien worden’ door de juf of meester - en door de andere kinderen in de klas – kan bijvoorbeeld onderpresteren voorkomen.
Thuis meer laten zien dan op school
Het gebeurt namelijk vaak dat een hoogbegaafd kind op school niet ‘laat zien wat hij kan’. De kleuter die thuis al leest, maar op school geen werkjes wil doen en alleen maar wil spelen. Dat hoeft geen probleem te zijn, zo lang je kind lekker in zijn vel zit. Spelen is heel belangrijk in de ontwikkeling van jonge kinderen.Er zijn echter twee belangrijke voorwaarden:
- je kind moet regelmatig op gelijkwaardig niveau kunnen spelen
- je kind moet het spelen niet gebruiken om maar geen moeilijke werkjes te hoeven doen.
Realiseer je dat het verhaal van de leerkracht of pedagogisch medewerker óók klopt: soms laat een kind op school echt niets zien van wat hij al kan. Voor school is het lastig om het aanbod aan te passen als je kind op school niet opvalt en lekker in zijn vel lijkt te zitten.
De vraag die je dan kunt stellen is: wat wil je zien, waar kijk je naar? Er wordt vaak naar de resultaten en naar het werken gekeken: wil je kind graag werkjes doen, en is hij al bezig met letters en cijfers? Hoe is de Cito? Kennis over de zijnskenmerken is dan belangrijk om te delen.
Laat zien wat je kind thuis doet
Het kan helpen om thuis dingen op te schrijven of te filmen. Of een foto te maken van een tekening. Op die manier kun je laten zien wat je kind thuis doet. Bewaar het gesprek over je zorg niet tot het tienminutengesprek, maar plan een afspraak met de leerkracht.Deze gesprekken kunnen emotioneel zijn, omdat je ziet dat het niet goed gaat met je kind en omdat je het gevoel kunt hebben dat je zorg niet wordt gedeeld. Dat het aan jou ligt, want op school gaat immers alles goed?
Het helpt om van te voren een aantal punten op te schrijven en om in het gesprek te benoemen dat je emotioneel bent en waarom. Dat zal iedere leerkracht begrijpen! Eventueel kun je iemand vragen met je mee te gaan naar het gesprek. Iemand die jou en je kind goed kent, maar minder emotioneel betrokken is en daardoor objectiever mee kan luisteren.
Steeds meer kennnis over hoogbegaafdheid
De juf of meester van je kind wil óók graag dat je kind zich goed ontwikkelt en zich prettig voelt in de klas. Er komt op scholen gelukkig steeds meer kennis over hoogbegaafdheid. Toch kan het ontzettend lastig zijn om er als ouders en school samen uit te komen. Jullie lijken wel twee verschillende kinderen te zien! Als je er samen met school niet uitkomt, kun je de hulp inschakelen van een externe deskundige.Een deskundige kan zowel thuis als op school meekijken naar het kind. Hij of zij kan vast stellen of er kenmerken van een ontwikkelingsvoorsprong aanwezig zijn en kijkt met een brede blik: wat zijn thuis of op school bevorderende en belemmerende factoren? Een kind is immers een complexe puzzel van allerlei factoren, die invloed hebben op de ontwikkeling.
Een knelpunt in de ontwikkeling ligt daarom zelden alleen aan school of alleen aan de thuissituatie. De deskundige kan adviezen geven voor thuis en voor school en eventueel meegaan naar gesprekken.
Wanneer testen op hoogbegaafdheid?
Soms is de stap nodig om je kind te laten testen. Ik adviseer om jonge kinderen alleen te laten testen als dat echt nodig is, bijvoorbeeld om op school het juiste aanbod te krijgen. Bij jonge kinderen is een IQ test namelijk nog niet heel betrouwbaar. Als je kind op school al niet meer laat zien wat hij kan, bestaat bovendien het risico dat hij dat op de test ook niet meer laat zien.
Als je besluit je kind te laten testen, ga dan op zoek naar iemand die verstand heeft van hoogbegaafdheid en onderpresteren. Onderaan dit artikel vind je links naar een aantal websites.
Naar een andere school?
Als je er - ondanks de ondersteuning van een deskundige - met school niet uitkomt, kan de laatste stap zijn je te oriënteren op andere scholen in de omgeving. Liever wil je niet wisselen van school, maar als je kind steeds ongelukkiger wordt ontkom je er soms niet aan!
Vraag een rondleiding en gesprek aan. Vragen die je kunt stellen zijn: wat doen scholen aan begeleiding van hoogbegaafde leerlingen? Hoe worden ze gesignaleerd? Vanaf welke groep is er bijvoorbeeld een plusklas of verbredingsgroep? Is er een specialist in school? Wat staat er in de schoolgids over het beleid?
Je kunt ervaringen van andere ouders vragen, maar pas een beetje op: geen kind en ouder is hetzelfde! Een school die voor een ander passend is, kan voor jullie totaal verkeerd uitpakken.
Belangrijk is dat je als ouder een goed gevoel hebt bij en vertrouwen hebt in de school. Ook als je voor je peuter met een ontwikkelingsvoorsprong op zoek bent naar een basisschool zijn dit belangrijke aandachtspunten.
Inzicht in jezelf
Vind een hoogbegaafdheidsspecialist
Op zoek naar een specialist op het gebied van hoogbegaafdheid? Je vindt deskundigen en testers bijvoorbeeld via:Over de auteur:
Ragnild Zonneveld is opgeleid als Specialist in Gifted Education aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Ze is gespecialiseerd in de vroegsignalering van hoogbegaafdheid en past deze kennis toe in haar werk in de kinderopvang en het basisonderwijs. Ragnild is moeder van een hoogbegaafde dochter.Bronnen:
- Blom, S. (2011). Ogen open in de onderbouw. Het Jonge Kind, 5, 8–11.
- Bronfenbrenner, U. (1992). Ecological systems theory. In R. Vasta (Ed.), Six theories of child
- development: Revised formulations and current issues (pp. 187-249). London, England: Jessica Kingsley Publishers.
- Cukierkorn, J. R., Karnes, F. A., Manning, S. J., Houston, H., & Besnoy, K. (2007). Serving the preschool gifted child: Programming and resources. Roeper Review: A Journal on Gifted Education, 29(4), 271–276.
- Gerven, E. van (2002). Zicht op hoogbegaafdheid: handboek voor leerkrachten in het basisonderwijs. Utrecht: Lemma.
- Gerven, E. van (2009b). Slimme kleuters. In E. van Gerven, Handboek Hoogbegaafdheid (128-144). Assen: Van Gorcum.
- Gross, M. (1999). Small poppies: highly gifted children in the early years. Roeper Review, 21:3, 207-214.
- Houten, E. Van, & Lagerweij, N. (2009). Ontwikkelingsvoorsprong wat weten we nou écht ? Het jonge kind, 1, 8–10.
- Jacobs, J. C. (z.d.). Effectiveness of teacher and parent identification. Plymouth, Michigan.
- Keeman, P. (2013). Pientere Peuters - hoe vind je ze? Talent, 6, 8-10.
- Kieboom, T. (z.d.). Het zijnsluik [Figuur]. Geraadpleegd 18 juli 2016, van http://www.unique talentbegeleiding.com/wat-is-hoogbegaafdheid.html
- Kieboom, T. (2015). Hoogbegaafd. Als je kind (g)een Einstein is. Tielt, BE: Lannoo.
- Kieboom, T. (2015). Lezing: Het ‘luilekkerleven’ van een hoogbegaafde… Kruiskerk, Meppel. 19 april 2015.
- Kooijman-van Thiel, M. (2008). Hoogbegaafd, dat zie je zó. Ede: OYA Productions.
- Lai, Y. (2009). Reconsidering the Education of Gifted Young Children. Exceptionality Education International, 19 (2 & 3), 96–110.
- Mooij, T., & Fettelaar, D. (2010). Naar excellente scholen, leraren, leerlingen en studenten. Nijmegen: Radboud Universiteit.
- Onderwijsraad (2015). Een goede start voor het jonge kind. Den Haag.
- Segers, E., & Hoogeveen, L. (2012). Programmeringstudie inzake excellentieonderzoek primair, voortgezet en hoger onderwijs. Nijmegen: Radboud Universiteit.
- Silverman, L. K. (1991). Importance of Early Identification of Giftedness. Highly Gifted Children, (fall 1991, winter 1992), 5, 16–17.
- Sweeney, N. S. (z.d.). Gifted Children Have Special Needs. Geraadpleegd op 31 januari 2016, van http://www.earlychildhoodnews.com/earlychildhood/article_view.aspx?ArticleID=248
- Walsh, R. L., Hodge, K. a., Bowes, J. M., & Kemp, C. R. (2010). Same Age, Different Page: Overcoming the Barriers to Catering for Young Gifted Children in Prior-to-School Settings. International Journal of Early Childhood, 42(1), 43–58.
0 reacties
Reageer